Terug naar uitleg over ... op www.salon-contour.nl
ANATOMIE VAN DE HUID
De Huid (Latijn:cutis) of vel vormt de buitenste bekleding van het lichaam van mens en dier. Bij de mens wordt de huid beschreven als het grootste orgaan, omdat de gehele huid meer weegt dan elk van de andere interne organen. Bovendien bevat de huid, net als interne organen, verschillend gespecialiseerde cellen die samen een functie vervullen. Het is bovendien het enige orgaan dat zonder verdere ingrepen op hulpmiddelen van buitenaf bekeken kan worden. Waarnemen van de huid levert soms belangrijke informatie op over het al of niet goed functioneren van het lichaam als geheel.
Detail van de menselijke huid
De huid is opgebouwd uit een tweetal lagen die uit twee verschillende weefsels bestaan. De buitenste laag, de opperhuid of epidermis, bestaat uit een meerlagig epitheel. Daaronder ligt een laag collageen bindweefsel die de lederhuid of dermis wordt genoemd. Tezamen vormen deze lagen een effectieve bescherming van de er onder gelegen weefsels en organen tegen schadelijke invloeden van buitenaf, maar ook tegen uitdroging of excessieve wateropname.
De ondoordringbaarheid van de huid voor vele stoffen is voornamelijk te danken aan de hoornlaag: De buitenste laag van het epitheel bestaat uit dode, sterk afgeplatte cellen die een extra beschermende laag vormen. Maar weinig stoffen kunnen in de laag van epitheelcellen doordringen. Onder de huid ligt de subcutis, een laag die bestaat uit bind- en vetweefsel.
Daarnaast worden de volgende gespecialiseerde weefseltypen in de huid onderscheiden, de zogenaamde huidaanhangselen of –adnexen
- Nagel
- Haar
- Zweetklier
- Talgklier
- Zenuwuiteinden
- Bloed- en lymfevaten
Een nagel is de harde bescherming die de mens of dier heeft op de bovenzijde van een vingertop, teen, nagels van een klauw of de buitenkant van de hoef.
De functie van de nagels is dat de nagels de zenuwuiteinden in de toppen van de vingers beschermen waardoor er geen eeltvorming plaatsvindt op de vingertoppen. Door de aanwezigheid van de nagels behoudt een dier dus het gevoel in de vingertoppen.
De mens heeft de nagel weten te gebruiken voor ander andere het bewerken van kleine voorwerpen, krabben, pulken enzovoort. In vroegere tijden konden zo ook eetbare wortels uit de grond gekrabd worden.
Menselijke nagels groeien ongeveer 0,1 mm per dag, bij mannen iets sneller dan bij vrouwen. Om een nagel volledig opnieuw te laten aangroeien is ongeveer 6 tot 8 maanden nodig; voor teennagels tot wel 18 maanden. Het huidrandje dat op de nagel aansluit heet nagelriem. Het voorste witte gedeelte van de nagel heet het balba (afgeleid van het Latijnse Alba wat wit betekent). Veel vrouwen laten nagels lang groeien om er aantrekkelijker of vrouwelijker uit te zien.
De nagelplaat, (de zichtbare bovenkant), bestaat uit 3 lagen:
- Hoornlaag (schubbenlaag), is de bovenste laag die bij uitdroging loskomt. Ook wel splijtende nagels genoemd.
- Keratinelaag (sponslaag), neemt alle voedingsstoffen op en houdt vocht en vet vast.
- Epitheellaag (onderste laag), is de bevestigingslaag van de nagelwal. Deze bevindt zich aan de zijkant van de nagelplaat.
Haar is een uitgroeisel van het epidermis bij zoogdieren. Haar is karakteristiek voor alle zoogdieren, al komt het bij sommige soorten voor dat haar afwezig is gedurende bepaalde fasen van het leven. Het haar van niet-menselijke diersoorten wordt vaak bont genoemd.
Haar heeft een aantal verschillende functies. Het verschaft isolatie tegen koude temperaturen en, bij sommige soorten, tegen warmte. Het lichaamshaar van mensen heeft geen duidelijke functie, omdat een mens te weinig haren heeft om zichzelf ermee warm te houden of af te koelen. Kippenvel is een restant van de oot isolerende werking van lichaamshaar. Het hoofdhaar van mensen heeft voornamelijk een esthetische functie.
Haar is opgebouwd uit het eiwit keratine. Uit een Duits onderzoek van 1969 is gebleken dat het haar van vrouwen aanzienlijk sterker is dan het haar van mannen. 1 cm2 vrouwenhaar zou een trekkracht hebben van circa 1600 kilo, terwijl dit bij mannenhaar 'slechts' 720 kilo zou zijn. Mannen hebben meer haar dan vrouwen. Vrouwen hebben tussen de 130.000 en 150.000 haren en mannen tussen de 150.000 en 180.000 haren.
De breedte van een mensenhaar is ongeveer 1/20 mm.
De structuur van mensenhaar verschilt. Zo zijn er structuurverschillen tussen het kroeshaar van negriden en australiden (negers en aboriginals), het sluike haar van mongoliden (Aziaten), en het haar van europiden (Europeanen). Het haar van Europeanen is fijner van structuur dan het Aziatische haar.
Haarcyclus
Drie fasen van de haarcyclus en hun kenmerken | |||
Fase |
Toestand |
Periode |
Percentage |
Anagene Fase |
Groeifase |
2 - 6 jaar |
85-90% |
Categene fase |
Overgangsfase |
2 - 3 weken |
1-3% |
Telogene fase |
Rustfase |
2 - 4 maanden |
12-15% |
Onder de haarcyclus verstaat men het proces van de productie, groei en uitval van het haar. Deze cyclus bestaat uit drie fasen:
In deze fase groeit er een nieuwe haarwortel, waarmee de productie van een nieuwe haar is begonnen. De anagene fase, ook wel groeifase genoemd, duurt twee tot zes jaar en hangt af van genetisch bepaalde factoren. Ongeveer 85-90% van de haren bevindt zich in de anagene fase, wat (logischerwijze) betekent dat er altijd haar op het lichaam aanwezig is.
In deze 2 tot 3 weken durende overgangsfase neemt de groei van het haar af en bereidt het zich voor om uit te vallen. Ongeveer 1-3% van alle haren bevindt zich in deze fase.
In de telogene fase of rustfase vindt nauwelijks activiteit plaats en komt het haar zodanig los te zitten dat het uit kan vallen. Na de uitval kunnen nog tien tot twaalf haren uit dezelfde wortel groeien. Ongeveer 13% van de haren bevindt zich in deze rustfase.
De snelheid waarmee een haar de fasen doorloopt heeft invloed op de kaalheid van een persoon. Omdat uit dezelfde haarwortel slechts tien tot twaalf haren kunnen groeien, kan de kaalheid zich al na ongeveer het 25 levensjaar inzetten.
Zweten of transpireren is het verliezen van lichaamsvocht via de zweetklieren in de huid.
Mensen zweten om hun lichaamstemperatuur op peil te houden. Zweetklieren komen over de gehele huid voor, maar zijn het talrijkst op de behaarde hoofdhuid en in het gelaat. Zweet bestaat vooral uit water en natriumchloride zout, maar het bevat ook orthocresol en paracresol, die een antiseptische werking hebben. Er kunnen twee soorten zweetklieren worden onderscheiden:
Exocriene zweetklieren: die komen over het gehele lichaam voor en spelen een belangrijke rol in de thermoregulatie van de lichaamstemperatuur. Wanneer het lichaam oververhit dreigt te raken door bijvoorbeeld inspanning of koorts kan door het produceren van zweet de oppervlakte van de huid nat worden gemaakt waardoor het lichaam makkelijker afkoelt.
Apocriene zweetklieren: deze klieren geven behalve vocht ook geurstoffen af, onder andere feromonen. Zo scheidt een man androstadiënon af, een sterk ruikend derivaat van het hormoon testosteron. Bij de mens bevinden deze klieren zich op de behaarde plaatsen van het lichaam, vooral onder de oksels, bij de huid rond de anus en rond de tepels. In combinatie met de bacteriën die onder de oksels aanwezig zijn kunnen deze klieren zorgen voor de bekende zweetlucht. De apocriene zweetklieren treden pas in werking vanaf de puberteit. Bij dieren spelen deze klieren een rol in de wederzijdse herkenning, het afbakenen van het territorium en bij de (seksuele) aantrekkingskracht. In hoeverre deze functies - met name de laatste - ook bij mensen een rol spelen is een populair onderwerp van diverse onderzoeken.
Sommige dieren, zoals de hond, hebben nauwelijks zweetklieren. Zij kunnen bij warm weer alleen op andere manieren hun overtollige lichaamswarmte kwijtraken, bijvoorbeeld door speeksel op hun tong te laten verdampen (door hijgen).
Emotioneel zweet: Bij zweet denkt men in de eerste plaats aan zware fysieke inspanningen en zomerse temperaturen. Maar het meeste zweet wordt gegenereerd door emotionele spanningen. De productie van emotioneel zweet (zoals bij schrik of zenuwen) is vijf keer zo groot als de fysieke zweetproductie. En dat is niet het enige verschil: emotioneel zweten gebeurt 'plotseling', fysiek zweten gebeurt eerder geleidelijk.
Talgklieren zijn in de huid van zoogdieren gelegen exocriene klieren.
De talgklieren liggen in de dermis, ofwel lederhuid. Ze komen altijd samen met een haartje voor; een haar kan tot vijf talgklieren hebben. De talg die door het kliertje wordt gemaakt wordt afgezet in de porie waar de haar door naar buiten groeit. Via deze porie komt het op huid en haar terecht.
Talgklieren komen verspreid op het lichaam voor. Op plaatsen waar geen haren voorkomen, zoals de voetzolen, aan de binnenkant van de handen komen geen talgklieren voor. Op het hoofd en de T-zone van het gezicht (voorhoofd, neus en kin) komen relatief veel en actieve talgklieren voor. In de tepelhof (bij zowel vrouw als man), op de labia en op het binnenblad van de voorhuid komen talgklieren voor. Deze talgklieren zijn niet verbonden met een haarzakje, maar geven hun product direct naar buiten af. Ook in het lippenrood kunnen deze klieren voorkomen, en zichtbaar zijn als plekjes van Fordyce. Aan de rand van de oogleden komt een bijzonder soort talgklier voor, de klier van Meibom.
Werking en functie
De wanden van talgklieren bevatten een kiemlaag welke steeds nieuwe cellen aan aan de binnenkant van de klier aanmaakt. Deze cellen maken inwendig talg aan. Op een zeker moment barst de cel en stroomt de talg naar buiten, ook de resten van de cel worden onderdeel van het talg. Het talg wordt samen met het zweet over huid en haar verdeeld.
Talg houdt het haar en de opperhuid vettig, zodat deze beter waterafstotend is. Daarnaast verhoogt het de weerstand tegen ziektekiemen en irriterende stoffen.
De productie van talg hangt van verschillende factoren af:
Talgklieren worden geremd en verschrompelen onder invloed van vitamine-A zuurachtige medicijnen, zoals isotretinoïne.
Bij de geboorte zijn talgklieren actief, maar in de maanden na de geboorte atrofiëren ze, en komt de productie van talg vrijwel tot stilstand. Merkwaardig is dat de huid van kinderen toch niet opvallend droog is. In de puberteit worden meer androgenen geproduceerd waardoor de talgklieren groter en actiever worden. Daardoor is de huid juist in die periode extra gevoelig voor het ontstaan van acné. Vanaf de overgang gaan vrouwen minder androgenen produceren waardoor relatief veel oudere vrouwen last van een droge huid hebben.
De huid zit vol met zenuwuiteinden waardoor je kunt voelen. Deze zenuwuiteinden, die ook wel huidsensoren genoemd worden, sturen boodschappen naar de hersenen. Ze vertellen je of je druk, warmte, kou of pijn voelt bijvoorbeeld. Niet overal op je lichaam zitten evenveel zenuwuiteinden. De vingers, voeten, lippen en tong hebben er een heleboel. Dat betekent dat je met deze lichaamsdelen heel goed kunt voelen. Op je rug zitten juist niet zoveel zenuwuiteinden.
Bloed in de bloedvaten is eiwitrijk en staat onder enige druk. Door die bloeddruk lekt er altijd enige vloeistof bij de capillaire bloedvaten (haarvaten) weg omdat die semipermeabel (doorlaatbaar voor kleine moleculen) zijn. De uiteindelijke vochtbalans tussen lymfe en bloed wordt door osmose bepaald. Is de balans verstoord, dan kan lymfoedeem ontstaan.
Lymfecapillairen gaan over in lymfebanen die uiteindelijk samenkomen in lymfeknopen, deze zijn gelegen in de hals, in de buikholte, aan het sleutelbeen, onder de oksels, in de liezen etc. De belangrijkste functie van bloed- en lymfevaten is het zorgen voor aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen en de afvoer van afvalstoffen.
De cellen van de epidermis bevatten meestal grotere of kleinere hoeveelheden pigmentkorrels. Wanneer huid regelmatig aan zonlicht met ultraviolette straling wordt blootgesteld, wordt in de huid meer pigment gevormd en wordt de huid meer getint. Het pigment absorbeert de ultraviolette straling en voorkomt zo schade aan het onderliggend weefsel. Individuen bij wie het gen voor pigment niet werkt (albinisme) hebben geen huidpigment en zijn extreem gevoelig voor weefselschade door ultraviolette straling.
Doorsnede van de menselijke huid 1. Hoornlaag 2. Epidermis 1+2 Opperhuid 3. Dermis (lederhuid) 4. Subcutis |